Nebbisch Nebbisch hot kaan boks. Nebbisch heeft geen broek. Antwoord op de uitroep: Nebbisch! Bet.: Men kan pas “nebbisch” zeggen als iemand geen broek meer heeft”. Nebbisch = interjectie, die medelijden uitdrukt. Jerôsche, 1998, H. Beem
Sjlemiel, Sjemiel (Hebr. Jodenduitsch): arme jongen, ongeluksvogel (waarschijnlijk substantieve verkorting van sjlemazel. Sommigen leiden het af van den naam Sjeloemiel. Maar deze naam beduidt: vriend Gods. Uit `De sociologische structuur onzer taal – De Jodentaal.`, 1914
Tachles, Das is kaan tachles. Dat is niet praktisch. Dat is geen verstandige taal. Jerôsche, 1998, H. Beem
Tooches Wie man sisch dreit, der tooches bleibt hinten. Hoe men zich draait, de derrière blijft achteraan. Bet.: De natuur laat zich niet dwingen. Jerôsche, 1998, H. Beem
Voor meer (spreek)woorden en zegswijzen zie: Jerôsche van H. Beem of Jofel Jiddisj van Mary van der Valk